Van zaaien tot oogsten: tuinboon

tuinbonen in november

De tuinboon (Vicia faba) in de volksmond ook wel veldboon, labboon of Roomse boon genoemd is een plant die behoort tot de vlinderbloemenfamilie. De tuinboon is een typische zomer groente door zijn kort seizoen van oogsten, ze zijn rijk aan vitaminen B en C en bevatten veel eiwitten. Tuinbonen hebben een typische, bittere smaak die te wijten is aan het looizuur dat ze bevatten. Gewoonlijk worden ze gekookt met bonenkruid, dat de bonen beter verteerbaar maakt, en geserveerd met melksaus of tomatensaus, ofwel in de soep verwerkt. Uiteraard kunnen de tuinbonen ook niet ontbreken in een zomerse salade.

Plant

De tuinboon maakt een dikke, rechtopstaande stengel tussen de 50 en 150 centimeter. De bladeren zijn samengesteld uit grijsgroene, drie tot vier centimeter grote blaadjes. In de bladoksels komen de bloemen in trosjes aan de plant naargelang het ras in het wit met een zwarte vlek, paarse, volledig witte of rode kleur. De peulen die aan de plant komen zijn 10 tot 20 centimeter lang, opgezwollen en van binnen sponzig.

Rassen

Tuinbonen kan je indelen in twee groepen namelijk de bruin- en blank (of groen) kokende rassen. De bruin kokende rassen hebben de typische bittere smaak, hun bloemkleur is zwart met wit, en zijn uitstekend geschikt voor verse consumptie of in te vriezen. Enkele bruin kokende rassen zijn o.a. de Witkiem of Express rassen, Scorpio en Lange Hangers. De Express rassen hebben een fijner gewas met slankere peulen en geeft bij een vroege oogst een hogere opbrengst. Aquadulce is een ras dat uitermate geschikt is voor de zeer vroege teelt en kan licht vorst verdragen. De blank of groen kokende rassen missen de typische bittere smaak en zijn niet geschikt om in te vriezen en worden vaak geteeld in de landbouw. De rassen Driemaal wit en Vectra zijn hiervoor geschikt.

Zaaien & planten

Tuinbonen zijn in tegenstelling tot gewone boontjes (Phaseolus vulgaris) goed winterhard en kunnen dus vanaf januari (beschut) tot begin april gezaaid worden. Zaai binnen voor vanaf januari voor een vroege oogst. Zet de potjes niet te warm weg, omdat tuinbonen koude nodig hebben om goed te kunnen kiemen. Zet de tuinbonen vanaf maart buiten op een zonnige, beschutte plaats. Tuinbonen kan je ook in het najaar zaaien voor een zeer vroege oogst begin mei. Zaai daartoe tegen eind oktober, begin november in de volle grond. De plantjes zullen de winter overleven en zullen in het voorjaar verder groeien. Bij de zeer vroege en vroege oogst maak je meer kans om aan de zwarte bonenluis te ontsnappen.

Tuinbonen zet je in het bed van de peulgewassen, plant de zaden 2 maal hun eigen grootte diep, de kiemduur bedraagt ongeveer 1 tot 3 weken naargelang de weersomstandigheden. De zaden die je eerst 24 uur laat voorweken in lauw water geven een lichte vervroeging. Na de opkomst moet je de plantjes vooral veel luchten, zodat je een korte, harde plant krijgt. Plantjes met lange, witte stengels zijn op die plaats bijzonder gevoelig voor schimmelaantasting. Uitplanten kan vanaf ze minimum 4 blaadjes hebben.

Knijp de toppen van de zaailingen uit zodra er 6 tot 8 groepjes bloemen opkomen of zodra de eerste peulen zichtbaar zijn. Dit maakt dat de plant minder aantrekkelijk wordt voor de luizen, en zorgt ervoor dat de plant alle energie kan steken in het maken van peulen en heerlijke bonen. Gieten is nodig bij droog weer rond de volle bloei. Ondersteun de planten met bamboestokken of ander ondersteuningsmateriaal en gebruik netten om vraat van vogels en ander ongedierte tegen te gaan.

Bodem & bemesting

Tuinbonen groeien eigenlijk op alle grondsoorten, zelfs arme gronden. De planten vragen wel wat voedingsstoffen, die kun je geven door in de winter compost toe te voegen aan de grond en dan kort voor het planten nog te bemesten met een organische meststof zoals aangegeven op de verpakking. Bij een zeer vroege teelt kan je begin maart nog wat meststoffen geven aan je jonge planten zodat ze nog wat extra energie krijgen om te groeien en lekkere bonen aan te maken. De optimale pH waarde is tussen de 7 en 8. De grond moet verder voldoende vocht kunnen voorzien. Een vruchtwisseling van 1 op 4 tot 6 jaar is hier aangewezen. De tuinboon vormt net als alle andere vlinderbloemigen stikstofwortels, het stikstof word uit de lucht gehaald en opgeslagen in kleine bolletjes aan de wortels.

Oogsten & bewaren

Oogst de bonen zodra ze een lengte hebben van 10 à 15 cm. We kunnen de boontjes na de oogst nog enkele dagen bewaren in de peul. Ook kunnen we tuinbonen rauw invriezen (wel eerst doppen). Als je de bonen dopt hebben ze nog een wat bittere smaak, maar je kan ze wel prima bereiden. Dubbel gedopte tuinbonen zijn een echte delicatesse maar is helaas wel een tijd rovende klus. Een gemiddelde portie per persoon is ongeveer 200 à 250 gram, hiervoor heb je 750 gram tot 1 kilo ongedopte tuinbonen voor nodig. Tuinbonen bevatten veel looizuur, bij het doppen kan het wel eens zijn dat je handen zwart worden.

Dubbel gedopte boon
Haal eerst de tuinbonen uit hun peul, deze blancheer je ongeveer 1 minuut, vervolgens ontdoe je de boon van zijn vliesje. Dubbel gedopte tuinbonen zijn erg lekker, maar je houdt natuurlijk wel een kleinere opbrengst over.

De jonge toppen van de planten zijn tevens ook eetbaar stoof de toppen enkele minuten met enkele wokgroenten en zo maak je snel een heerlijke maaltijd.

Ziektes & plagen

De grootste vijand van de tuinboon is de zwarte bonenluis. Plant je zeer vroeg (najaar) of vroeg (vanaf februari) dan is de kans op problemen kleiner. Heb je toch af te rekenen met luizen, dan kan je de plant toppen, de overgebleven luizen sproeien we af met een sterke waterstraal. Het planten van dille of bonenkruid tussen de tuinbonen kan een aantasting voorkomen. Ook het besproeien met gier kan ook een hulpmiddel zijn en geeft nog extra voeding aan de planten.

Een ander, minder frequent, probleem is de bladrandkever. De kevers vreten aan de bladranden, al valt die schade meestal wel mee. De larven overleven in de grond en knagen daar aan de wortels en wortelknobbeltjes, dit kan voor aanzienlijk meer schade zorgen. Bij voldoende vruchtwisseling (1 maal om de 4 tot 6 jaar op hetzelfde perceel telen) zou deze kever geen probleem mogen geven.

Zoals steeds kunnen verschillende schimmels schade berokken. De belangrijkste aantastingen zijn de zogenaamde chocolade vlekkenziekte, valse meeldauw en roest die kunnen voorkomen. Vochtige weersomstandigheden zijn gunstig voor de ontwikkeling van de schimmels. Zet de planten ver genoeg uit elkaar en hou het onkruid tussen de rijen goed onder controle.

Facebook
WhatsApp
Pinterest
Twitter
Email

Ontvang onze nieuwsbrief met de nieuwste recepten en leuke moestuintips.

Meest gelezen berichten